Verslag van de plaatsing van een eerste ransuilmandje in Belsele – 16 november 2017
De ransuil (Asio otus) komt voor in bosachtige gebieden met naaldbomen en open terreinen. Ze verblijven in de winter graag in elkaars gezelschap. In roestplaatsen, gemeenschappelijke slaapplaatsen in naaldbomen, struiken, knotwilgen of wilde hagen, rusten ze dan in (soms grote) groepen. Doorgaans gebruiken ransuilen jaar na jaar dezelfde bomen als roestplaats. In het voorjaar verlaten ze die plek om zich in hun broedterritorium te vestigen. De broedplaatsen van ransuilen zijn vaak niet ver verwijderd van de roestplaatsen. Naast een plaats om te slapen, zijn roestbomen ook ideaal om een partner te vinden. Vanaf januari worden op de roestplaatsen namelijk de eerste contacten gemaakt tussen mannetjes en vrouwtjes.
Eddy De Taey, Bruno Trappeniers (ervaren boomklimmer) en Danny De Rauw van Uilenwerkgroep Waasland spraken af met de eigenaar van het bos.
Eerder had Eddy samen met de eigenaar het bos bekeken en beoordeeld. Voor de ransuil biedt het bos zeker kansen.
Voor het Waasland zijn er weinig gegevens over het aantal ransuilen. Het is een moeilijk te inventariseren uil omdat de soort nauwelijks reageert op geluid. Ransuilen maken geen gebruik van nestkasten en brengen hun jongen groot in oude kraaien- en eksternesten.
Hoewel je zou kunnen denken dat zo’n bende ransuilen in het oog springt, is het vaak bijzonder lastig om roestplaatsen te ontdekken. Ransuilen zijn namelijk cryptisch getekend en daarom bijzonder goed gecamoufleerd. Hun verenkleed is aan de bovenkant rosbruin met een donkere tekening die sterk op boomschors lijkt. Bovendien zijn ze in de winter niet vocaal. Als de ransuil zich al eens laat horen, is het geluid weinig opvallend. Een goede aanwijzing voor de aanwezigheid van een roestplaats, is het groot aantal braakballen onder de roestboom.
Waar geschikt leefgebied voor ransuilen aanwezig is en nestgelegenheid ontbreekt, kunnen kunstnesten worden aangeboden. Bijvoorbeeld in de vorm van met takken of wilgentenen gevlochten mandjes. Het voordeel van deze nestmandjes is dat ze langer "houdbaar" zijn. Waar een kraaiennest na twee strenge winters al versleten is, zijn de nestmandjes van duurzaam materiaal en gaan langer mee. Er zijn twee mogelijkheden voor het ophangen: 1) op de plaats waar al ooit een broedgeval van de ransuil is geweest, maar waar het oude nest is weggerot, 2) in de buurt van een winterroestplaats van ransuilen. Op een roestplaats zit meestal een kernpaar dat in de buurt van de roest gaat broeden.
De groep zoekt een passende boom. Het wordt een knappe zomereik. Op een hoogte van ongeveer 10 m bevindt zich een ideale plaats om de mand te plaatsen.
Eddy heeft in het mandje vooraf een valse bodem van fijn metalen gaas gemaakt. Daarboven werd een bekleding van sparrentakjes aangebracht. Het klimmateriaal ligt ook al klaar.
Door inventarisatie en het aanbieden en opvolgen van broedmogelijkheden willen we 1) meer zicht krijgen op de huidige populatie en 2) gerichte beschermingsmaatregelen kunnen formuleren die de uitbreiding van de soort ten goede zullen komen.
Bruno kan aan de slag. Te beginnen met het plaatsen van het werptouw boven de plaats waar de mand zou komen. Aan dat werptouw bevestigt hij het klimtouw. Vol acrobatie trekt de atleet zich daarna de hoogte in tot boven. Een echte krachttoer!
Het mandje en een emmer met gereedschap wordt naar boven getrokken. Het stevig bevestigen van de mand met metalen draad aan de takken kan beginnen.
Alles verloopt naar wens.
Bruno is terug op de begane grond en het werk wordt bewonderd. Nu hopen dat ook de ransuil de mand in orde vindt. Dan krijgen we misschien ooit dit laatste plaatje ook te zien.
Wat kan jij doen?
- meld ons roestplaatsen of bedelende jongen
- een mandje laten plaatsen als je een geschikte locatie hebt
kijk ook op www.uilenwerkgroepwaasland.be
en volg ons op www.facebook.com/uilenwerkgroepwaasland
Verslag: Danny De Rauw en Marc Aerts